Mariatriptiek en Mariabeeld

Print Friendly, PDF & Email

Meimaand, Mariamaand. De kerk Sint-Thomas van Kantelberg bezit een gekroond Mariabeeld en een triptiekje ‘De Kroning van Maria’, een geloofspunt dat de Kerk tot halfweg vorige eeuw vierde op 31 mei. Het feestlogootje dat priester Jan Rossey in 2007 ontwierp, past hierbij.

Uit de Peellaertkapel (1680-1966)

Beeld en triptiek komen uit een kapel langs de Maalse Steenweg, in 1680 gebouwd op initiatief van Thomas Van Der Plancke en zijn vrouw Francesca Van de Voorde. Hij was advocaat van het Brugse Vrije en bezat het landhuis ‘De Vijvers’ in Male (nu Salons Lodewijk van Male). Sindsdien werd er elke zaterdag en elk Mariafeest een kaars gebrand voor het beeld. Wie er bad bekwam twintig dagen aflaat.

Twee eeuwen later, in 1871, breidde Eugène baron de Peellaert (1831-1916) de kapel Onbevlekte Ontvangenis van Maria uit van 12 tot 50 m², goed voor twintig gelovigen. Men kon binnen via de Antwerpse Heerweg (= Maalse Steenweg). In 1948 schonk de familie de ‘Peellaertkapel’ met beeld en drieluik aan de kerkfabriek van Sint-Kruis. Ze wensten dat die er blijvend konden worden vereerd.

De kapel kwam in bezit van de nieuwe parochie Sint-Thomas van Kantelberg bij haar oprichting in oktober 1961. Omwille van de verbreding van de Maalse Steenweg werd het gebedshuis echter in januari 1966 gesloopt. De triptiek hing daardoor een tijdje in de sacristie van Sint-Kruis en verhuisde dan samen met het beeld naar het kerkje bij het basisschooltje langs de Brieversweg. Uiteindelijk vonden beide kunstwerken in 1995 hun vaste stek in de huidige kerk in Male.

Eiken Mariabeeld (eind 1400)

Vooraan in de kerk staat nabij het altaar een Mariabeeld dat minstens reeds 340 jaar lang ononderbroken publiekelijk vereerd wordt in Male. Datum noch kunstenaar zijn gekend, maar men situeert het eind 1400. Het beeld is 90 cm hoog en werd met de hand gesneden uit Europese eik in gotische stijl. In 1990 wees onderzoek uit dat het armpje van Jezus met beenderlijm aan het massieve stuk is gezet. Voor de polychrome beschildering had de kunstenaar het hout vooraf met gips als poriënvuller ingestreken. Volgens de restaurateur was dat niet echt ideaal voor de hechting van de verf.

Het beeld werd daarom geregeld geretoucheerd en gerestaureerd, zoals bv. in 1889 en in 1994. Dat laatste kon dank zij een milde parochiaan. Toen kreeg het een grondige behandeling. Eerst werd het beeld ontlijmd. Daarna kwam de nieuwe beschildering met synthetische laklagen, waarvan de laatste in zijdeglans. De huidige goudlaagjes zijn van duurzame kwaliteit.

Wat zien we?

Maria is niet afgebeeld als echtgenote van een timmerman uit Nazareth, maar door haar blauwe kleed als een adellijke dame, koningin van de hemel. De gouden (Franse) lelies, hoewel typisch Bourgondisch, benadrukken Maria’s maagdelijkheid, net zoals de witte binnenkant van haar mantel. Het rode goudbrokaten onderkleed kan naar haar liefde verwijzen. Onder de nogal opvallende helblauwe zoom steken Maria’s schoenen uit.

Eigen aan het maniërisme heeft de Moeder Gods een lichte S-houding, zodat Jezus op haar linker heup kan rusten. Ooit kreeg zij een stang in het hoofd voor een kroontje. Dat lot werd ook het kind Jezus beschoren voor een aureooltje. Die zilveren kroon, wellicht een latere toevoeging (1680 of 1870?), heeft een basis met ronde en ruitvormige cartouches en bladwerk en is getopt met bloemmotieven. De naakte mollige baby is een bruinharige krullenbol. Het kind Jezus kijkt speels naar Zijn moeder. Hij heeft niets goddelijks: geen scepter of rijksappel, geen rijkelijke kledij, geen zegenend handje. Die zijn er ook nooit geweest, anders zou de baby lichtjes naar ons toe gekeerd zijn. Het zilveren aureooltje is wellicht jonger. De goddelijke dreumes is geboeid door de halsketting waarmee het wil spelen en door Zijn moeder. Zij kijkt op haar beurt ons aan.

Triptiek ‘Kroning van Maria’ (circa 1550)

Een ander kunstwerk hangt in de doopkapel: een eiken drieluikje van 116 cm breed. De stijl is (noordelijke) renaissance. De scharnieren van de smalle zijpaneeltjes zijn verwerkt in de zuiltjes. Die zijn voorzien van rode en gouden cannelures, aan de basis versierd met acanthusbladeren en getopt met een ionisch kapiteel. Het middenpaneel is boven en onder verlengd tot 112 cm hoogte door een houten ornament met rode, bruine, zwarte en gouden vlakken. Enkel de voorkant van de panelen is beschilderd.

Schildersatelier Benson

 De drie olieverfschilderijtjes komen vermoedelijk uit het atelier van de Brugse kunstschilder Willem Benson (1521- 1574) of zijn omgeving. Hij is een zoon van een in 1518 ingeweken Italiaanse schilder uit Lombardije, Ambrosius Benson(i) (1495-1550), die technieken en composities van Italiaanse (Rafaël en da Vinci) en Vlaamse (Gerard David en Rogier van der Weyden) schilders overnam en doorgaf aan o.a. zijn zoon Willem. Kenmerkend zijn sfumato schaduweffecten op de gezichten, witte hoogsels op mantels, transparante kledij, clair obscur, neergeslagen blikken, rechte neuzen en langgerekte vingers.

De Bensons richtten zich op de Zuid-Europese exportmarkt. Een sterk gelijkend schilderij hangt in het Museo de Bellas Artes in Sevilla, maar dan zonder kronende engelen, en is gedateerd circa 1545. Het wordt toegeschreven aan Guillaume (Willem) Benson, hoewel Ambrosius volgens ons ook in aanmerking komt. Is dat van Male ook een product van één van hen of van een leerling op basis van een patroon?

De triptiek van Male werd in het najaar van 2003 op deskundige wijze gerestaureerd door Cécile Top-Berbé uit Ieper. Zij respecteerde de originele olieverfmaterialen, fixeerde met washars en bracht een nieuwe vernislaag aan.

 Wat is te zien?

Op de zijluikjes staan musicerende engelen met blauwe vleugels. De linkse cherubijn bespeelt een rebec, een soort vedel. De engel draagt een witte albe met kap en daarover een rode diakenstola, versierd met gouden kruisjes en afgewerkt met een gouden rand en galonnen. De rechtse cherubijn bespeelt een luit. Hij draagt een lichtroos kleed met daarover een goudbrokaten kazuifel met blauwe binnenkant. Een grote speld houdt die samen. Verwijst de linkse engel naar Maria’s dienstbaarheid (‘Dienstmaagd des Heren’) en de rechtse naar Maria’s goddelijke begenadiging?

Begeleid door die hemelse muziek gaat onze aandacht naar Maria en het kind Jezus dat op haar schoot staat. Beiden hebben geen aureool, maar er vertrekken wel gouden stralen vanuit hun hoofden. Hun wangen raken elkaar, maar ze kijken elkaar niet aan. Ook hun ogen staan ter hoogte van de gulden snede. Maria heeft lang rosbruin haar dat ver over haar schouders hangt en draagt een doorzichtige sluier. Haar kledij is volledig rood, niet het klassieke blauw en wit. Een broche met edelstenen en doorzichtige strik houdt de mantel samen. Op haar borst en linker pols is een bruin (fluwelen?) onderkleed zichtbaar met een wit bovenstuk.

Jezus draagt een doorzichtig nachtkleedje. Een uitdaging voor een schilder. Hij houdt Zijn linkerarmpje rond de nek van Zijn moeder, een idee van Rogier van der Weyden (1400-1464) die vaak werd overgenomen. Het tedere tafereeltje speelt zich af in de hemel. Die wordt opgeroepen door de bladgouden achtergrond en door de vier engelen. Daar is het dat de Moeder Gods wordt gekroond. Maria en kind vormen een driehoek met de gouden kroon als top. Die heeft twaalf geparelde fleurons, waarvan vier grote.

In de kunst wordt Maria doorgaans gekroond door God, Christus of de Drievuldigheid en dan ontbreekt uiteraard het kind. Hier zijn het afwijkend daarvan twee engelen die de kroon vasthouden. Misschien kronen ze zelfs niet, maar drukken ze enkel uit dat Maria koningin is. De linkse draagt een blauw kleed en heeft twee vleugels met een blauwe schijn; waarschijnlijk dus een cherubijn. Hij wijst naar de kroon. De rechtse engel heeft een roodgroen kleed en vleugels met rode dekveren en blauwe pennen. Hij is wellicht een serafijn en wijst naar Maria. Twee gelijkaardige engelen kronen Maria op een paneel in het Museo Civico van Turijn, toegeschreven aan Ambrosius Benson en gedateerd 1527.

De blikken van de vijf figuren kruisen elkaar midden onder het drieluik. Was het de bedoeling dat de triptiek boven een altaar hing of gewoon in de hoogte zoals nu?

Het is hoe dan ook een kunstwerk om naar op te kijken.

Eric Colenbier (Werkgroep Heemkunde Sint-Kruis)

Bronnen: website Sint-Thomas van Kantelberg; Restauratieverslag Mariabeeld, 5 december 1990 en correspondentie van de weldoener anno 1994 en briefwisseling en restauratieverslag triptiek door Cécile Top-Berbé, 2002 en 2003 (pastoriearchief Sint-Thomas van Kantelberg, map 11); Vanderschraeghe, Paul (1987), Male stede ende paerke, p. 86; artikel uit Krant van West-Vlaanderen over de inhuldiging van het gerestaureerde triptiekje (14 november 2003): Claes Jo & Vincke Kathy (2020), Kunst & christendom. 300 taferelen, Davidsfonds, p. 323; Janssens de Bisthoven (1982), ‘De Lieve-Vrouw-kapel van Male (1680-1966)’ in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, 1982, nr. 3-4, p. 205-215; Van Heghe, Candice (2009) Ambrosius Benson. Een deconstructie van het toegeschreven oeuvre in Vlaamse en Brusselse collecties. Masterproef Kunstwetenschappen, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte waarin ons triptiekje niet is opgenomen.

De gelijkenis tussen de Madonna con Bambino in Sevilla (links) en de Kroning van Maria in Male (rechts) is, afgezien van de huidskleur, de versiering van de mantel en de breedte van de Mariafiguur, eigenlijk een kopie. Om de vergelijking te vergemakkelijken hebben we de foto van het paneel van Male wat versmald. Het schilderij van Male is minder verfijnd. Misschien gaat het wel om een kopie door een leerling van Ambrosius of Willem Benson. Dat zou verklaren waarom er een cartouche voor de knieën van Maria staat: daar hielden de benen op bij het originele schilderij. Ook onderaan de zijpaneeltjes is zo’n zwart bordje met steenomranding geschilderd. Dat zijn zeker geen voetstukken, want ze verbergen telkens de onderbenen. Moest hier een naam of wapenschild van de eigenaars of een tekst komen? Of gewoon niets en moesten ze de paneeltjes verlengen?

foto’s Pol Hermans, 2011,
https://commons.wikimedia.org/wiki/Museo_de_Bellas_Artes_de_Sevilla
en EC 2021